SV | En zij zeiden: Wij, uw knechten, waren twaalf gebroeders, eens mans zonen, in het land Kanaan; en zie, de kleinste is heden bij onzen vader; doch de een is niet [meer]. |
WLC | וַיֹּאמְר֗וּ שְׁנֵ֣ים עָשָׂר֩ עֲבָדֶ֨יךָ אַחִ֧ים ׀ אֲנַ֛חְנוּ בְּנֵ֥י אִישׁ־אֶחָ֖ד בְּאֶ֣רֶץ כְּנָ֑עַן וְהִנֵּ֨ה הַקָּטֹ֤ן אֶת־אָבִ֙ינוּ֙ הַיֹּ֔ום וְהָאֶחָ֖ד אֵינֶֽנּוּ׃ |
Trans. | wayyō’mərû šənêm ‘āśār ‘ăḇāḏeyḵā ’aḥîm ’ănaḥənû bənê ’îš-’eḥāḏ bə’ereṣ kənā‘an wəhinnēh haqqāṭōn ’eṯ-’āḇînû hayywōm wəhā’eḥāḏ ’ênennû: |
En zij zeiden: Wij, uw knechten, waren twaalf gebroeders, eens mans zonen, in het land Kanaän; en zie, de kleinste is heden bij onzen vader; doch de een is niet [meer].
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij zeiden: Wij, uw knechten, waren twaalf gebroeders, eens mans zonen, in het land Kanaan; en zie, de kleinste is heden bij onzen vader; doch de een is niet [meer].
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!